‘Hoger dan de engelen’
Onder deze titel wordt dit jaar het boekje uitgegeven met gedachten en gebeden voor de veertigdagentijd. Die titel – ‘Hoger dan de engelen’ – is ontleend aan de brief aan de Hebreeën, de rode draad door het boekje. In die brief wordt de unieke positie van Jezus getekend als Hogepriester voor God. Hij, Jezus, heeft zijn leven als offer prijsgegeven om mensen met God te verzoenen. Door zijn offer worden wij mensen bevrijd van de noodzaak zélf nog offers te brengen. Wij worden bevrijd om ons leven in volkomen toewijding aan God gestalte te geven.
Behalve in de kerk spreken we ook in ons gewone leven over offers die gebracht worden. Als iemand iets overheeft voor een ander, kan dat als offer worden gezien. Het gaat er in zo’n geval om, dat je iets aan een ander weggeeft dat voor jou van waarde is of dat een speciale betekenis voor jou heeft. Je vóelt het als je een offer brengt, het gaat ten koste van jezelf. Waarom doe je dat? Omdat er iets groters dan je eigenbelang op het spel staat. Je handelt uit medemenselijkheid, je deelt je leven met degene die je als je naaste ziet.
Offers brengen we in ons persoonlijke leven, maar het kan ook in het groot gebeuren. Zo zal onze regering offers vragen om de gevolgen van de financiële crisis te bezweren. We hebben gezien hoe mensen door hebzucht en kortzichtigheid verslaafd zijn geraakt aan geld, aan steeds méér geld. En wie brengt het geld dat dat kost op? Hoge heren met sterke schouders ontlopen hun verantwoordelijkheid of schuiven die op het systeem of op elkaar af. Vele kleine mensen zitten vast in de wurggreep van een ondeugdelijke hypotheek of schulden. Je kunt nu al voelen aankomen, dat het offer dat de regering ons gaat vragen een spannende zaak wordt. Als aan de hebzucht niets wordt gedaan, wordt de solidariteit die de basis is van onze menselijke samenleving op het spel gezet. Want het gaat tégen ons gevoel van solidariteit in als zwakke schouders zware lasten te dragen krijgen, terwijl de sterkere er gemakkelijk vanaf komen. In dat geval wordt er getornd aan de basis van onze samenleving, die vanuit christelijke waarden als naastenliefde is opgebouwd. Het gevraagde offer wordt als last ervaren.
In de Bijbel wordt geregeld gesproken over het brengen van offers. Met name in het Eerste of Oude Testament staan uitgebreide voorschriften over de manier waarop de offers in de tempel van Jerusalem gebracht moesten worden. Door die offers werd Israël verzoend met zijn God. Telkens opnieuw kreeg iemand aldus de mogelijkheid om zijn leven opnieuw te richten op de God die zijn volk had bevrijd uit de slavernij in het land Egypte en het door de woestijn naar het land Kanaän had geleid. Vrijheid staat voorop: vrijheid ván slavernij, vrijheid tót een menselijke samenleving in het beloofde land. Als Israël had gedacht zónder deze God een eigen weg te kunnen gaan en zichzelf daardoor in moeilijkheden had gebracht, was de offerdienst de mogelijkheid tot verzoening, terugkeer tot God. Het brengen van offers is geen last, maar een bevrijding, de terugkeer van een doodlopende weg tot nieuw leven, opstanding uit de dood.
De schrijver van de Hebreeënbrief is ervan overtuigd, dat Jezus het ultieme offer voor God heeft gebracht en daardoor het antwoord is op onze roep om bevrijding. Jezus’ dood was het gevolg van zijn levenslange inzet voor zijn naasten, net zoals hij die naasten had genezen en levensonderricht had gegeven vanuit de Torah. Zijn vertrouwen op Gods toekomst was groter dan zijn angst voor dood en mislukking. En precies daardoor ging hij zijn leerlingen voor op de weg naar het leven in Gods koninkrijk. Het offer van zijn leven bevrijdde zijn leerlingen van toen én nu tot een leven zonder angst. Je kunt verliezen wat je hebt – je blijft geborgen in Gods liefde. Het offer dat wij aan deze God brengen is een offer van dank: onze lofzang juist ook in onzekere tijden; onze handel en wandel in bescheidenheid om de wereld te bewaren voor wie na ons komen; onze sterfelijke natuur opnieuw gericht op Gods bevrijding.
De veertigdagentijd biedt ons de kans om ons leven opnieuw te richten op God. Op al die terreinen van ons leven waar ons eigenbelang zich sterk maakt of waar we door angst worden gedreven, worden we uitgenodigd óm te keren, terug te keren tot de waardigheid waarmee de Schepper ons het leven gegeven heeft. Alle ballast die we met ons meedragen, kunnen we van ons afleggen, om ons in navolging van Jezus geheel te richten op de toekomst die ons te wachten staat: onze opstanding uit de dood, ons leven in Gods koninkrijk. Met Gods Zoon worden wij hoger gesteld dan de engelen en kunnen we leven voor het aangezicht van de Heer.
We wensen u een gezegende veertigdagentijd toe!
Joris, aartsbisschop van Utrecht Dirk Jan, bisschop van Haarlem